De periode 1935 – 1939
Op 5 december bracht de militiewet de dienstplicht van de RO op 17 maanden. In deze periode ontwikkelde de NAVRO zeer drukke activiteiten op nationaal vlak. Dit had voor gevolg dat genoemde Unie vanaf 1937 veel aanzien verwierf. Dit kon echter niet verhinderen dat de militaire overheid zich minder en minder bezig hield met de praktische opleiding van de RO’s. En, hoe eigenaardig ook, bleef men zowel in de toespraken als in de officiële berichten, de nadruk leggen op het feit dat de RO’s een band betekenden nuttig voor de toenadering van leger en natie.
In het 1ste nummer van het tijdschrift L’Officier de Réserve (mei 1936) noteren we volgende verenigingen (Kring, Vriendenkring of Vereniging), aangesloten bij KNVRO: Infanterie: van het 2de, 3de, 4-24ste , 5-17de , 6de, 7de, 8ste, 9de, 11de, 13de en 14de Linie, van de Grenadiers, de Karabiniers, van de 1ste, 2de en 3de Jagers te Voet, van het 2-4de Karabiniers-Cyclisten, van het 2de Gemengde Groepement van Ardeense Jagers; Artillerie: van 1A, 2A, 6A, 11A, 14A, 1RAA, van de DTCA, van het RF Luik et het RF Namen; Genie: van Genie Brabant, Genie Henegouwen et van de Transmissietroepen; Transport: van de 3CT, 4CT et CT/Au; Kring van de Luchtvaart; Gezondheidsdienst: van de GD Brabant, van de Apothekers van Charleroi, van de Geneesheren van Charleroi, van de GD van de Provincie Namen; Kring van de Administratieve Dienst van Brabant; Lokale afdelingen: Antwerpen, Ath, Beaumont-Chimay, RO van de Artillerie van Bergen, Doornik, Huy, La Louvière, Verviers, Wavre.
De toestand veranderde in 1938. Het leger werd inderhaast op versterkte vredesvoet geplaatst. De militaire overheid en zelfs Koning Leopold III maakten zich ongerust over de beroepswaarde van de RO’s. Op 10 mei 1940 volgde dan de Nazi-Duitse inval in ons land. Ons leger telde 600.000 manschappen. Het kader was samengesteld uit 4.929 actieve officieren en ongeveer 16.500 RO’s.